A1- of A2-melk, wat is het verschil?

De gezondheidseffecten van koeienmelk kunnen afhangen van het koeienras. Momenteel wordt A2-melk gepromoot als een gezondere keuze dan gewone A1-melk. Voorstanders beweren dat A2-melk om verschillende redenen beter is en dat het makkelijker te verteren is voor mensen met een melkintolerantie. Dit artikel neemt op objectieve manier een kijkje in de wetenschap achter A1- en A2-melk.

Wat betekenen de termen?

Het  grootste deel uit van de eiwitten in melk, ongeveer 80%, bestaat uit caseïne. Er zitten verschillende soorten caseïne in melk. Bètacaseïne is de op één na meest voorkomende vorm, die zelf ook weer bestaat uit ten minste 13 verschillende vormen (1). De twee vormen die het vaakst voorkomen zijn:

  • A1-bètacaseïne. Melk van koeienrassen uit Noord-Europa bevat meestal veel A1-bètacaseïne. Het gaat om rassen zoals de Holstein, de Friese koe, de Ayrshire en de Britse Shorthorn.
  • A2-bètacaseïne. Melk met veel A2-bètacaseïne wordt vooral gevonden in rassen die van origine van de Kanaaleilanden komen en uit Zuid-Frankrijk, zoals de Guernsey, Jersy, Charolais en Limousin (12).

Gewone melk bevat zowel A1- als A2-bètacaseïne, maar in A2-melk zit alleen A2-bètacaseïne. Volgens sommige onderzoeken zou A1-bètacaseïne schadelijk kunnen zijn, terwijl A2 een veiligere keuze zou zijn. Er is dus enige publieke en wetenschappelijke discussie over deze twee soorten melk. A2-melk, die helemaal geen A1-bètacaseïne bevat, wordt geproduceerd en op de markt gebracht door de A2 Milk Company (Nieuw-Zeeland).

Kortom: A1- en A2-melk bevatten verschillende typen bètacaseïne-eiwitten. Er zijn studies die suggereren dat A2 de gezondste van de twee is.

Beweringen over nadelige effecten van A1-eiwit

Bèta-casomorfine-7 (BMC-7) is een opioïde peptide die tijdens de vertering van A1-bètacaseïne wordt vrijgegeven (34). Dat is de reden waarom sommige mensen denken dat reguliere melk minder gezond is dan A2-melk. Volgens sommige onderzoeksgroepen is BMC-7 gerelateerd aan diabetes 1, hartziekten, zuigelingensterfte, autisme en verteringsproblemen (5678). Het zou kunnen dat BMC-7 invloed heeft op het spijsverteringssysteem, maar in hoeverre het intact wordt opgenomen in het bloed is onduidelijk. Bij gezonde volwassenen die melk drinken is geen BMC-7 aangetroffen in het bloed, maar er zijn proeven die uitwijzen dat dit wel bij kinderen kan voorkomen (789). Hoewel BMC-7 uitgebreid is bestudeerd, blijven de algehele gezondheidseffecten onduidelijk.

Diabetes type 1

Diabetes 1, dat gekenmerkt wordt door een gebrek aan insuline, wordt meestal bij kinderen vastgesteld. Verscheidene studies wijzen uit dat het drinken van A1-melk in de jeugd het risico op diabetes 1 verhoogt (561011). Het betreft echter observationele studies, die niet kunnen aantonen dat er een oorzakelijk verband is met diabetes 1 – alleen dat degenen die er meer van binnenkrijgen een hoger risico lopen. Sommige dierstudies vonden geen verschillen tussen A1- en A2-bètacaseïne, maar andere wijzen uit dat A1 ofwel beschermende ofwel nadelige effecten heeft op diabetes 1 (10121314). Tot nu toe is nog niet in klinische proeven met mensen onderzocht wat het effect van A1-bètacaseïne is op diabetes type 1.

Hartziekten

Twee observationele studies zien een verband tussen consumptie van A1-melk en een grotere kans op hartziekten (611). Een test met konijnen wees uit dat A1-bètacaseïne de vetaanmaak verhoogde in beschadigde bloedvaten. Er was veel minder ophoping van vet als de konijnen A2-bètacaseïne kregen (15). Vetophoping kan zorgen voor het dichtslibben van de aderen en het kan hart- en vaatziekten veroorzaken. Toch is de relevantie van de resultaten voor mensen onderwerp van discussie (2). Tot nu toe zijn er twee proeven gedaan waarbij de effecten van A1-melk op de risicofactoren voor hartziekten bij mensen werden onderzocht (1617). Bij een studie met 15 mensen met een groot risico op hartziekten werden geen nadelige effecten gevonden. A1 en A2 hadden soortgelijke effecten op de bloedvatfunctie, bloeddruk, bloedvetten en ontstekingsmarkers (16). Een andere studie vond geen significante verschillen tussen de effecten van A1- en A2-caseïne op bloedcholesterol (17).

Wiegendood

Wiegendood, het plotseling overlijden van een baby zonder duidelijke oorzaak is, de belangrijkste doodsoorzaak bij kinderen onder de 12 maanden (18). Wiegendood staat ook wel bekend onder de Engelse naam ‘Sudden Infant Death Syndrome’ (SIDS). Sommige onderzoekers denken dat wiegendood in sommige gevallen te maken heeft met BCM-7 (19). Volgens een studie kwamen hoge gehaltes BCM-7 voor in het bloed van kinderen die tijdelijk waren gestopt met ademen in hun slaap. Deze aandoening, die bekend staat als slaapapneu, is gelinkt aan een verhoogd risico op SIDS (7). Deze resultaten geven aan dat sommige kinderen gevoelig kunnen zijn voor de A1-bètacaseïne in koeienmelk. Wel is er meer onderzoek nodig voordat enige concrete conclusies kunnen worden getrokken.

Autisme

Autisme is een psychische aandoening die gekenmerkt wordt door een moeizame sociale interactie en repetitief gedrag. In theorie zouden peptiden zoals BCM-7 een rol kunnen spelen bij het ontstaan van autisme. Studies ondersteunen echter niet alle voorgestelde mechanismen (202122). Bij een studie met baby’s werden hogere gehaltes aan BCM-7 gevonden bij de kinderen die koeienmelk kregen dan bij kinderen die borstvoeding kregen. Opvallend was dat het niveau BCM-7 snel daalde bij sommige baby’s, terwijl het bij andere hoog bleef. Bij die laatsten was er een sterk verband tussen BCM-7 en een verminderd vermogen om acties te plannen en uit te voeren (8). Een ander onderzoek wees uit dat koeienmelk drinken de gedragssymptomen bij kinderen met autisme kan verergeren, terwijl andere studies geen gedragseffecten zagen (232425). Tot nu toe is er nog geen specifiek onderzoek verricht onder mensen naar de effecten van A1- en A2-melk op autismesymptomen.

Kortom: Er zijn een paar studies die een verband suggereren tussen A1-bètacaseïne en de peptide BCM-7 enerzijds en diabetes, hartziekten, autisme en wiegendood anderzijds. De resultaten zijn echter niet eenduidig en er is meer onderzoek vereist.

Spijsverteringsgezondheid

Lactose-intolerantie is het onvermogen om melksuiker, ofwel lactose, goed te verteren. Dit leidt vaak tot opgeblazenheid, gasvorming en diarree. Het gehalte aan lactose in A1- en A2-melk is hetzelfde. Toch vinden sommige mensen dat A2-melk minder opgeblazenheid geeft dan A1-melk. Volgens studies zijn het andere bestanddelen dan lactose die zorgen voor de spijsverteringsklachten (2627). Wetenschappers denken dat bepaalde eiwitten in de melk verantwoordelijk kunnen zijn voor de melkintolerantie van sommigen. Een studie onder 41 mensen liet zien dat A1-melk bij sommigen zorgt voor een zachtere ontlasting dan A2-melk en een ander onderzoek onder Chinese volwassenen constateerde dat A2-melk een significante afname van spijsverteringsklachten na de maaltijd tot gevolg had (2829). Zowel dierstudies als humane studies suggereren bovendien dat A1-bètacaseïne ontstekingen in het spijsverteringssysteem kan aanwakkeren (293031).

Kortom: Er is steeds meer bewijs dat A1-bètacaseïne klachten kan geven bij sommige mensen.

Conclusie

Er is discussie over de mogelijke gevolgen van A1- en A2-melk voor de gezondheid. Volgens onderzoek kan A1-bètacaseïne spijsverteringsklachten geven bij sommigen. Het bewijs is echter te zwak om betrouwbare conclusies te kunnen trekken over de mogelijke links tussen A1-bètacaseïne en andere aandoeningen, zoals diabetes type 1 en autisme. Maar het kan wel de moeite waard zijn om A2-melk te proberen als je moeite hebt met de vertering van gewone melk (met toestemming vertaald).

Help anderen gezonder te worden en deel dit artikel:
Download nu tijdelijk gratis ons E-book Afvallen

Download nu tijdelijk gratis ons E-book Afvallen

Word lid van onze nieuwsbrief en ontvang gratis meer dan 100 wetenschappelijke tips om af te vallen!

Gelukt! Ga naar je inbox om het E-book te bekijken.