Koemelkallergie vs. Lactose-intolerantie: Wat is het verschil?

Melk is een zeer voedzaam voedingsmiddel dat de mens al voedt sinds de herkauwers meer dan 10.000 jaar geleden werden gedomesticeerd (1). Niet iedereen kan echter genieten van de grote verscheidenheid aan producten die de zuivelindustrie biedt, of dat nu komt door lactose-intolerantie of koemelkallergie. Hoewel het verschillende aandoeningen zijn, worden ze vaak met elkaar verward, wat kan leiden tot onnodige dieetbeperkingen. Dit artikel onderzoekt de belangrijkste verschillen tussen lactose-intolerantie en koemelkallergie.

Wat is lactose-intolerantie?
Lactose-intolerantie is een syndroom dat optreedt, omdat het lichaam lactose niet kan verteren bij inname van lactosebevattend voedsel zoals zuivel (2, 3). Lactose is een koolhydraat dat aanwezig is in moedermelk en in koemelk, waarmee het de belangrijkste koolhydraat is in het dieet van een zuigeling. Naarmate kinderen echter opgroeien en minder melk en zuivel consumeren, neemt ook het enzym af dat nodig is om lactose te verteren (1, 4). Je lichaam heeft het enzym lactase nodig om lactose te verteren en op te nemen in de dunne darm om het te splitsen in glucose en galactose. Een verminderde lactaseactiviteit in de borstelzoom van de dunne darm – ook wel lactasedeficiëntie genoemd – leidt tot lactose-intolerantie, een van de meest voorkomende voedselintoleranties (2).

Soorten lactasedeficiëntie
Er zijn vier verschillende soorten lactasedeficiëntie die leiden tot lactose-intolerantie (1, 2):

  • Primaire lactasedeficiëntie: Het meest voorkomende type dat voorkomt bij 70-75% van de volwassen wereldbevolking. Het wordt ook wel lactase non-persistentie genoemd en is genetisch bepaald. In dit geval neemt de lactaseproductie sterk af rond de leeftijd van twee jaar en mensen kunnen tot laat in de adolescentie of volwassenheid last hebben van symptomen.
  • Secundaire lactasedeficiëntie: Een tijdelijke aandoening die het gevolg is van een beschadiging van de dunne darm door infecties, voedselallergieën of ziekten zoals de ziekte van Crohn of coeliakie. Behandeling van de oorzaak verbetert meestal de lactosetolerantie.
  • Ontwikkelingsstoornis in lactase: Komt vaak voor bij premature kinderen omdat lactase-vormende cellen in de dunne darm zich later in het derde trimester ontwikkelen. Het duurt tot kort na de geboorte.
  • Aangeboren lactasedeficiëntie: Een uiterst zeldzame erfelijke aandoening waarbij de dunne darm vanaf de geboorte weinig of geen lactase-enzym produceert.

Zoals je kunt zien, is het grootste deel van de volwassen wereldbevolking lactose-intolerant na de kindertijd, en slechts enkelen hebben lactasepersistentie ontwikkeld, waarbij de lactaseproductie doorgaat tot in de volwassenheid (1). Onderzoek suggereert dat de meeste mensen met lactose-intolerantie een bepaalde hoeveelheid lactose kunnen verdragen met minimale tot geen symptomen. Er zijn aanwijzingen dat ze tot 12 gram lactose kunnen binnenkrijgen in één dosis – de hoeveelheid die in 1 kop (240 ml) melk zit. Deze hoeveelheid varieert echter aanzienlijk (1, 2). Daarom richt de behandeling voor lactose-intolerantie zich voornamelijk op het verminderen van lactose in de voeding in plaats van het elimineren ervan.

Kortom: Lactose-intolerantie is een syndroom dat ontstaat door het onvermogen om lactose – de primaire koolhydraat in melk – te verteren en op te nemen door een vermindering van het enzym lactase.

Wat is een koemelkallergie?
Koemelkallergie is een van de meest voorkomende voedselallergieën. Het is ook een van de meest voorkomende oorzaken van door allergie veroorzaakte anafylaxie, naast pinda- en notenallergie (2, 5, 6). Het is een immuungemedieerde reactie op eiwitten in koemelk. Dat betekent dat het immuunsysteem van het lichaam reageert op een specifiek eiwit in melk en een immuunreactie in gang zet die het eiwit, dat het lichaam als gevaarlijk ervaart, probeert te neutraliseren. De volgende keer dat het lichaam in contact komt met hetzelfde eiwit, herkent het immuunsysteem het en reageert het opnieuw door chemische stoffen vrij te geven die bekend staan als immuunmediatoren, wat leidt tot het verschijnen van symptomen van koemelkallergie (5, 6). De aandoening ontwikkelt zich meestal in de vroege kindertijd, tijdens het eerste levensjaar, en op zesjarige leeftijd is het vaak over (5, 7). De meeste kinderen met koemelkallergie reageren op zowel caseïne als wei, twee van de belangrijkste eiwitten in melk. De behandeling bestaat uit een dieet zonder koemelk. Omdat koemelkeiwit in moedermelk kan zitten, moet je mogelijk ook zuivelproducten vermijden als je borstvoeding geeft (7, 8, 9).

Kortom: Zuivelallergie of koemelkallergie is een immuungemedieerde reactie op eiwitten in koemelk die in het eerste levensjaar kan optreden en op zesjarige leeftijd weer is afgenomen.

Symptomen
Zowel lactose-intolerantie als koemelkallergie kunnen leiden tot verschillende spijsverteringsklachten en andere symptomen (2, 9). Sommige symptomen hebben ze gemeen, terwijl andere kenmerkend zijn voor een van de twee. Symptomen van lactose-intolerantie ontstaan door bacteriële fermentatie van onverteerde lactose in de dikke darm, wat voornamelijk leidt tot spijsverteringssymptomen 30 minuten tot 2 uur na consumptie (1, 2). Daarentegen variëren de symptomen van koemelkallergie afhankelijk van het feit of ze IgE- of niet-IgE-gemedieerd zijn (5, 7, 10):

  • IgE-gemedieerde symptomen: Ook wel snel optredende symptomen genoemd, treden binnen enkele minuten na inname op en vertonen meestal huid- en ademhalingsreacties en in ernstige gevallen anafylaxie.
  • Niet-IgE-gemedieerde symptomen: Langzaam optredende symptomen zijn voornamelijk vertraagde reacties en betreffen vaak de huid en het spijsverteringskanaal.

Gedeelde symptomen
Beide aandoeningen hebben verschillende spijsverteringssymptomen gemeen, wat waarschijnlijk de reden is waarom mensen de twee verwarren. Deze omvatten (2):

  • misselijkheid
  • buikpijn
  • diarree

Symptomen lactose-intolerantie
Naast de hierboven genoemde symptomen, zijn andere spijsverteringssymptomen die veroorzaakt worden door lactose-intolerantie onder andere winderigheid, constipatie, geborrel in maag en darmen, en een opgeblazen gevoel (1, 2, 3). Toch kan lactose-intolerantie bij tot 20% van de mensen ook leiden tot niet-intestinale symptomen, waaronder hoofdpijn, duizeligheid, geheugenverlies, concentratieverlies, spier- en gewrichtspijn, mondzweren, vermoeidheid en traagheid (2, 3).

Symptomen koemelkallergie
Symptomen van koemelkallergie hebben voornamelijk invloed op de luchtwegen en de huid. Enkele van de meest voorkomende zijn netelroos, piepende ademhaling, jeuk rond de mond, zwelling van de lippen, tong of keel, kortademigheid en braken (5, 9). Bovendien kunnen ernstige gevallen leiden tot anafylaxie, een medisch noodgeval dat dodelijk kan zijn als het niet wordt behandeld, omdat het kan leiden tot afsluiting van je luchtwegen of daling van je bloeddruk.

Kortom: Lactose-intolerantie en koemelkallergie hebben enkele spijsverteringssymptomen gemeen, zoals misselijkheid, buikpijn en diarree. Beide aandoeningen hebben echter hun eigen reeks symptomen die van invloed zijn op andere lichaamssystemen.

Risicofactoren
Sommige risicofactoren kunnen de kans op het ontwikkelen van lactose-intolerantie of koemelkallergie vergroten.

Risicofactoren voor lactose-intolerantie
De meeste mensen stoppen met het aanmaken van lactase naarmate ze ouder worden, en slechts enkelen kunnen hun hele leven lactose blijven verteren (1, 11). De globale verdeling en de leeftijd waarop lactase begint af te nemen, kan echter variëren met etniciteit. Bewijs over het aandeel en het begin van lactose-intolerantie over de hele wereld suggereert dat het aanwezig kan zijn in (2, 3):

  • meer dan 50% van de mensen in Zuid-Amerika, Afrika en Azië
  • tot 100% van de mensen in Aziatische landen
  • kinderen van Afrikaanse, Aziatische of Latijns-Amerikaanse afkomst, bij wie de symptomen tussen 2-3 jaar kunnen beginnen
  • kinderen van Europese en Amerikaanse afkomst, bij wie de symptomen kunnen optreden tussen 5 en 6 jaar oud of tijdens de adolescentie

Daarentegen komt lactasepersistentie – waarbij mensen dus lactose kunnen blijven verteren – meer voor in Noord-Europese populaties (11).

Risicofactoren voor koemelkallergie
In tegenstelling tot lactose-intolerantie verdwijnt koemelkallergie vaak rond de leeftijd van 6 jaar. Daarom is het grotendeels beperkt tot kinderen, waarbij ongeveer 1-2% van de zuigelingen er aan lijdt (5, 12). Toch hebben onderzoeken aangetoond dat mannelijke kinderen met andere allergieën, zoals meervoudige voedselallergieën, astma, atopische dermatitis en allergische rhinitis, twee keer zoveel kans hebben op een koemelkallergie (6). Etniciteit kan ook een rol spelen: er zijn aanwijzingen dat niet-Spaans-Amerikaanse zwarte en niet-Spaans-Amerikaanse blanke kinderen meer kans hebben op koemelkallergie (6).

Kortom: De belangrijkste risicofactor voor lactose-intolerantie lijkt af te hangen van etniciteit. Risicofactoren voor koemelkallergie hebben daarentegen betrekking op mannelijke kinderen met meerdere allergieën.

Diagnose
Omdat het twee verschillende aandoeningen zijn, worden lactose-intolerantie en koemelkallergie op verschillende manieren gediagnosticeerd. De meest gebruikte testen om lactose-intolerantie vast te stellen zijn (2, 11, 12):

  • Lactose-ademtest (LBT): Dit is de meest voorkomende vorm van diagnose. Het is een snelle, niet-invasieve test die het waterstofgehalte in de uitgeademde lucht meet na een lactosebelasting in doses variërend van 20-50 gram, toegediend na 8-12 uur vasten. Waterstofniveaus boven 20 deeltjes per miljoen (ppm) worden als positief beschouwd.
  • Lactosetolerantietest: Deze bloedtest is de op één na meest voorkomende. Hierbij wordt de stijging van de bloedsuikerspiegel gemeten na het consumeren van lactose. Als de bloedsuikerspiegel niet boven 1,1-1,4 mmol/L stijgt, suggereert dit dat het lichaam lactose niet kan verteren en absorberen.
  • Genetische test: Een genetische test identificeert genetische variaties die verband houden met lactasepersistentie en niet-persistentie. Deze test wordt echter niet vaak uitgevoerd vanwege de hoge kosten.
  • Darmbiopsie: Een darmbiopsie meet de lactase-enzymactiviteit in de darm. Dit wordt ook niet veel gebruikt vanwege de kosten en invasieve aard.

De primaire diagnostische tests voor koemelkallergie zijn (5, 6, 7).

  • Dubbelblinde, placebogecontroleerde koemelkprovocatietest: dit is de gouden standaardtest voor voedselallergieën. Een professional voert deze uit door kleine doses van het voedingsmiddel te geven en de hoeveelheid geleidelijk te verhogen, totdat er tekenen van een reactie optreden.
  • Huidpriktest: Bij deze test wordt in de huid geprikt met een lancet die een druppel van het allergeen bevat. Een bultje dat minstens 3 mm groter is dan de negatieve controle wordt als positief beschouwd. Vals-positieve uitslagen kunnen echter voorkomen en worden het best beoordeeld door een allergoloog/immunoloog.
  • Specifiek serum IgE: deze test meet de hoeveelheid IgE in je bloed, dat een reactie zou veroorzaken als je in contact zou komen met melkeiwitten. Het voorspelt echter alleen de kans op een reactie, maar is op zichzelf niet voldoende voor een diagnose omdat het vaak tot fout-positieven leidt.

Kortom: De diagnostische methoden voor lactose-intolerantie en koemelkallergie zijn verschillend. De methoden variëren van minimaal tot zeer invasief.

Om te onthouden
Lactose-intolerantie en koemelkallergie zijn twee verschillende aandoeningen die worden veroorzaakt door zuivelinname. Lactose-intolerantie is een koolhydraatintolerantie die wordt veroorzaakt door het onvermogen van het lichaam om lactose te verteren, terwijl koemelkallergie een immuunreactie is op de eiwitten in melk. Hoewel ze symptomen als misselijkheid, diarree en buikpijn kunnen delen, hebben lactose-intolerantie en koemelkallergie verschillende effecten op het lichaam en verschillende behandelingsprotocollen (met toestemming vertaald).

Help anderen gezonder te worden en deel dit artikel:

Download nu tijdelijk gratis ons E-book Afvallen

Gelukt! Ga naar je inbox om het E-book te bekijken.